Profieldiepte van de banden controleren
Het meten van de profieldiepte is belangrijk voor de veiligheid en prestaties en om te bepalen of banden gerouleerd moeten worden (indien van toepassing). Banden met een profieldiepte van minder dan 4/32” (3 mm) zorgen voor een verhoogd risico op aquaplaning in natte omstandigheden en mogen niet worden gebruikt. Banden met een profieldiepte van minder dan 5/32” (4 mm) presteren niet goed in sneeuw en sneeuwbrij, en mogen niet worden gebruikt in winterse omstandigheden.
Monteer de banden met het meeste profiel op de voorwielen, om de rijeigenschappen van de auto te verbeteren en aquaplaning tot een minimum te beperken.
Gebruik de tabel als algemene richtlijn bij het meten van de profieldiepte.
> 5/32” | Banden hebben voldoende profiel |
3/32” – 4/32” | Vervang of rouleer de banden spoedig; de bandenprestaties kunnen afnemen bij regen of sneeuw |
< 2/32” | Banden vervangen |
Gebruik van een profielmeter
Gebruik een profielmeter om de banden nauwkeurig te meten aan de buitenkant, in het midden en aan de binnenkant van het profiel. Breng de bandenslijtage-indicator aan in een van de profielgroeven om de profieldiepte te meten.